donderdag 8 december 2016

Over humaniteit gesproken (kerstblog)


Spiral wanting to become a mountain, Hundertwasser, 1961 


Hij raakt me, Hundertwasser, met zijn spiraal die een berg wil worden. Het zit hem niet in de kleuren van de verf of de vorm van de dingen. De tragiek zit in het verlangen. De herkenbare wens anders te zijn dat je bent of onder andere omstandigheden je leven te leiden.
Deze dagen rijd ik elke dag met de taxi op en neer naar kliniek Sainte Marie in Chalon-sur-Saône voor mijn laatste traject in de behandeling: de bestralingen. Ik zit op een kwart, half januari ben ik klaar. Ik stuit op ongeloof als mensen vragen hoe het gaat en ik zeg goed. Maar dat kán niet leuk zijn hoor ik ze denken…
Natuurlijk brandt het laserlicht mijn gevoelige huid, is het koud in de kamer waar de stralen vallen en is mijn agenda anders bezet dan ik zou willen. Daartegenover staan hele gezellige ritjes met vrolijke chauffeurs van mijn leeftijd. Ik voel me uitverkoren. Het is een zegen drie uur per dag Frans te kunnen spreken met mannen met baby’s, beladen relaties en baarden: ‘C’est mon poil d’hiver’ waarop ik roep dat ik deze winter ook het prille donsje op mijn hoofd maar laat staan. Het is een zegen te kletsen met vrouwen met poezen, pietluttige partners en de lekkerste kazen. Het is een zegen samen te zwijgen, te zingen, muziek te luisteren en te genieten van het landschap en de zon die in onze ogen schijnt. Ik ben hier l’étrangère en bezie de dingen anders dan zij die al jaren dezelfde wegen begaan en de blik op oneindig hebben staan.

We hebben een ander allemaal en altijd iets te bieden, onder elke omstandigheid. Sterker nog: niets is simpeler dan een ander mens gelukkig maken. Toevallig kreeg ik borstkanker en denken buitenstaanders dat ik er ondanks die kanker wat van maak, ondanks? Nee, dankzij! De kansen van kanker om meer uit het leven te halen zijn onfeilbaar en ontelbaar, als ik niet behandeld was en na een half jaar overleden had ik dat ook gedacht, die laatste maanden, ik weet het zeker. Ziek kun je worden maar slachtoffer zijn en lijden, daar kies je voor...  

Zo houd ik mijn ogen open en ja daar flitst dan weer dat laserlicht in mijn ogen, maar erachter stralen de blauwe ogen van de ‘manipulateur’ die de machine bedient, gespeeld geërgerd omdat ik wéér het voetensteuntje van de brancard schop met mijn lange Hollandse benen. 'Madame Kruize, u maakt er een zooitje van’ roept hij vrolijk en we lachen. Wat ken ik de man? Pas negen bestralingen en telkens maar een minuut of tien. Toch is er dat contact, omdat het leven dáárom gaat, hij is verpleger, ik ben patiënt, maar morgen staan we samen in de rij van de kassa in de supermarkt. We zijn allemaal mensen.

U.W.O. en Régis, 2012

Zo zegt de berg tegen de spiraal dat ze mooi rond is, ronder dan hij, dat ze naar zichzelf moet kijken, naar de schitterende kleuren van haar rode hart, de warmte van het groen en de kracht van het paars. Maar de spiraal weet van geen wijken, haar verlangen een berg te zijn is wat ze wil en wie ze ís.

Zonder dat verlangen zou Hundertwasser dit beeld niet geschapen hebben. Zonder verlangen zou ook ik nergens zijn gekomen, zeker niet afgelopen jaar. Ik ben in oktober thuis gekomen in een fijn huis met een houtkachel aan een Frans-Amsterdamse keukentafel op het platteland van de Morvan. Ik ben dit jaar óók thuisgekomen in taal, in woorden, in Stille taal, mijn eerste roman die ik in juli heb gepubliceerd of in Zinspelingen, mijn eerste dichtbundel die ik de afgelopen zes jaren schreef en eind februari 2017 op een klein housewarming feestje ga presenteren en publiceren in het bijzijn van mijn naasten, vrienden en kennissen en wie weet een of meerdere taxichauffeurs... (Uitnodiging volgt!)
Zonder verlangen is er geen leven en zonder menselijkheid geen bestaan. Fijne feestdagen!


Athez

stempelpost



de wereld is er klein

de leegte groot genoeg

beschouwen vraagt afstand

een blik vanuit een ander land



schuil ik vreemd tussen heuvels en hokjes

wankel met mijn hond over brak bevroren grond

mussen tsjilpen overal, stro voeren boeren koeien

ijl zout ik de opgewekte winter met mijn dicht

valken wonen in een toren, uilen in een kerk

over gladde wegen vluchten woedend

twee tumoren, voortaan zonder werk

toekomst laad ik in mijn wagen

klaar voor pracht en praal



kachel brandt de krant

inkt zit vast aan woorden

zwart zijn de dagen die dagen

zacht is de vacht van de hond

kaarsen geven nachten licht



zo houd ik moed:

Stille taal is er

in overvloed

vrijdag 21 oktober 2016

Lankmoedig




Jai décidé d’être heureux parce que
cest bon pour la santé.

Voltaire



In de gloed van de houtkachel ligt Romeo achter me op het blauwe bankje. Het bankje dat tijdens de verhuizing niet door de deuropening van mijn atelier paste waar ik het vooraf bedacht had, waardoor ik het terug wilde brengen naar degenen van wie ik het gekregen had. Maar Romeo ligt er zo lief in als ik aan de keukentafel zit te schrijven. En je kunt niet alles voorzien... Sterker nog, je voorziet als mens in dit leven vrijwel niets, dat lijkt maar zo!


Het is de illusie die ons laat denken dat we in de hand hebben wat er met ons gebeurt. Het is immers voor je eigen bestwil dat ze in het ziekenhuis vijf keer moeten prikken om je diepliggende aderen te vinden om wat bloed af te nemen. Je moet niks zegt Raymond, mijn huisarts, je mag naar het ziekenhuis om geopereerd te wordenHet deed er niets toe wat ik dacht in dat smalle bed in kamer B254 met uitzicht op de parkeerplaats of wat ik vond van de nachtverpleegster die nukkig mijn bloeddruk kwam meten of hoe ik de opname deze tweede keer in vergelijking met de eerste beleefde Want kankervrij mag ik nu heten! Nooit beseft dat dit een bevrijd gevoel geeft terwijl ik alleen maar terug ben bij waar ieder gezond mens zich bevindt... Of niet? De twee kankertumoren zijn uit mijn borst verwijderd en er is nogmaals een okseltoilet gedaan waardoor ik in mijn rechterarm weinig tot geen lymfeklieren (en helaas gevoel) meer heb. Hoera!


Hoera? Omgaan met een ziekte is wezenlijk niets anders dan verplicht de grenzen van wat je kunt verdragen oprekken. Verleggen klinkt te vriendelijk. Want ze trekken aan je als aan een elastiek. Je hebt je maar uit te rekken en mee te veren en te hopen dat de veerkracht in het elastiek blijft en ze je aan de andere kant niet loslaten zodat je achterover valt of het ding in je gezicht knalt. Pijn moet je verdragen. Jij wilt toch beter worden? Degene zijn die je was voordat je kanker had? Maar het is een bittere pil dat niemand je vertelt dat je nooit meer zult zijn wie je was vóór je ziek werd. Dat kan namelijk niet meer: ziek zijn doet iets fundamenteels met je. Iets wat maakt dat je voorgoed verandert, veel meer dan je zou doen als je niet ziek was geworden. En hier kun je als denkend mens weer van alles van vinden. Gedachten aan verspillen. Tegen strijden. Gevoelens van boosheid en onrecht over op laten lopen enz. Maar dat is té vermoeiend. Ik doe het dus niet meer en dat komt zo: 

De dag van de operatie lag ik urenlang en nuchter te wachten met een pijnlijk ijzerdraadje in mijn borst - dat de chirurg s ochtends had aangebracht om tijdens de operatie de tumoren te lokaliseren - tot ik geholpen zou worden en terwijl ik daar lag, veranderde er iets in mij. Ik had geen keus te gaan wandelen met Romeo&Régis of te eten met vrienden of wat dan ook maar het gaf niet meer. Ik transformeerde op de een of andere manier van iemand die eigenlijk ontzettend verwend was omdat ik tot dan toe weinig écht nare fysieke dingen had meegemaakt naar iemand die in korte tijd allerlei nare, pijnlijke en vervelende dingen had moeten ondergaan. Misschien omdat ik door het uitstellen van mijn operatie bijna 24 uur niet gegeten had. Misschien omdat de chemo mijn hersenen aangetast heeft. Misschien omdat het herfst was en alles van kleur verschiet. Misschien om wat voor reden dan ook. Maar ik rolde op dat bed door die ziekenhuisgang als een slang die haar oude huid verloor - vergeef me de weinig originele metafoor - en prikte iedere illusie door over het uitoefenen van enige vorm van invloed op of macht over mijn lot en mijn leven.

Vlak voordat ik eindelijk de koude operatiekamer in gereden werd, glimlachte ik dankbaar. Wat zou het leven voortaan makkelijk worden! Wat er ooit in mijn leven nog met me zou gebeuren, ik zou berusten, terugdenken aan deze tijd, op mijn tanden bijten en het doorstaan. Door deze meest bizarre maanden uit mijn leven; afscheid van oude vrienden, Lochem en Nederland, vier verhuizingen van noodopvang naar noodopvang, mijn eerste operatie, chemotherapie, emigreren en een hoop gedoe met banken, verzekeringen en de bijna grotesk bureaucratische manier van leven van de Fransen (ik houd enorm van ze, hoe moet ik de grote inefficiëntie van het dagelijks leven hier anders noemen?) was ik in dat smalle bed op die lange onpersoonlijke gang waar wij patiënten in een rijtje als coupés in een treintje lagen te wachten op wat komen zou, plotseling een lankmoedig mens geworden. Lankmoedig met de geur van verbrande lavendel, de zachtheid van de vacht van mijn honden met hier en daar grijze stugge haren en de bitterzoete smaak van verse pizza met ambachtelijke schimmelkaas en Morvanse honing.

dinsdag 6 september 2016

Chez Sas, la suite...



“Pour ce qui est de l’avenir,
il ne s’agit pas de le prévoir,
mais de le rendre possible.”


Antoine de Saint-Exupéry (schrijver)


Op 15 juni jl. schreef ik een blog genaamd Chez Sas over een klein wit huisje aan de rand van Cussy-en-Morvan dat ik zou gaan huren. (Het blog is 1075 keer gelezen voor wie het leuk vindt om dat te weten en nee, zoveel exemplaren van Stille taal heb ik (nog) niet verkocht.) Afgelopen winter in Nederland droomde ik over zo’n soort huisje, aan het eind van een weggetje met mooi uitzicht over de vallei. Die droom is uitgekomen, ik heb de plek immers gevonden, maar waar mijn dromen stopten nam de realiteit het over…

Want de Franse eigenaren wilden het huisje toch liever per week verhuren dan voor een langere termijn. Het was een bittere pil: ik stond op straat met twee honden en twee katten en had nog één dag midden in het hoogseizoen om een ander onderkomen te vinden. Het is niet zo dat ik niet wist dat ik vanaf half juni een aantal weken uit de Pastorie moest, maar kamperen tijdens een chemobehandeling is niet handig. Zo was ik naarstig op zoek naar een comfortabeler onderkomen dan een tent nadat ik na drie weken in een fijne gîte gebivakkeerd had die na mij weer verhuurd was. 

Gelukkig heb ik het appartement bij de vijver gevonden met de enorme tuin. De honden speelden leuk met het hondje van de eigenaren en ook mijn poezen vonden het na enige tijd veilig genoeg om hun pootjes te strekken. En hier zit ik nog steeds, naast de gemeentecamping van Anost waar tijdens de zomervakantie vrienden en bekenden neer zijn gestreken, mijn ouders aan de overkant van de weg wonen die voor de hondjes zorgen als ik voor scans en onderzoeken lang weg ben of mijn lijf door de chemo beneveld is. Op een helder moment in een zomernacht, terwijl om me heen de sterren bij bosjes vielen, schreef ik:

In het diepste dal bloeien de mooiste bloemen, op grote hoogte verdorren ze.

Tegenslagen bieden kansen... Mijn stoutste dromen zijn overtroffen! Dat kleine witte huisje dat al maanden eenzaam staat te verkommeren aan het eind van het weggetje verbleekt bij wat het huis dat me te huur is aangeboden. Het ligt in een van de kleinere gehuchtjes in de gemeente Anost, waarvandaan ik Pays-Sas in Frankrijk verder vorm kan gaan geven zoals de bedoeling was van mijn emigratie.




Net als mijn huis op de Heggerank in Lochem biedt dit huis ruimte om te wonen én te werken maar in de Morvan kun je voor hetzelfde geld méér krijgen: twee terrassen voor en achter, een balkon op het Zuiden (belangrijk voor het licht op donkere winterdagen), meerdere kamers boven, beneden een fijne entree, een salon en een verwarmd atelier (wat mis ik de geur van verf en het gevoel van de ruwe linnen doeken), een ruime keuken en achter op het terrein bevinden zich drie weitjes: één waar straks mijn geitjes grazen, één waar de kippen hun eitjes kunnen leggen naast de grote moestuin en de tomatenkas en wie weet neem ik op den duur een koppeltje ganzen voor op het derde terrein dat nu nog geen bestemming heeft.
Langs het goed omheinde terrein loopt een zandpad dat La voie verte heet. Als je dat een stukje volgt, het gaat iets omhoog, dan kom je in het gemengde loof- en dennenbos op een splitsing van wandelpaden met bordjes en routeaanwijzingen. Genoeg te verkennen voor als de energie terug is! Dromen blijven aan de deur kloppen zolang ze niet uitkomen, schrijf ik niet voor niets in mijn roman Stille taal.




Wat me overtuigde bij het zien van deze plek was naast het toekomstperspectief voor Pays-Sas, mijn gevoel. Natuurlijk is na vier keer verhuizen in vijf maanden het idee van een eigen plek het ultieme (eindelijk kan ik mijn in april uit Nederland meegebrachte spullen uit gaan pakken!) maar er was bij dit huis meer, veel meer... De stilte van het gehuchtje en het uitzicht op de bossen ontroerde me, de overweldigende rijkdom aan bomen om het huis deed me denken aan de eikenbomen die ze in Nederland achter de Heggerank verwijderd hadden om plaats te maken voor nieuwe huizen. Hier vind ik terug wat ik in Nederland was kwijtgeraakt! Zo verliet ik de sympathieke Franse eigenaren na de eerste bezichtiging in tranen en weer vroeg ik mezelf af waarom de dingen toch gebeuren zoals ze gebeuren? Wat heb ik toch te leren?

Ten eerste zorgt mijn borstkanker voor een ommekeer in mijn voedingspatroon. Gezonde voeding betekent voor mij nu een bereiding van voedsel met antikanker eigenschappen. Wij zijn in staat het risico op kwaadaardige tumoren met 30% te verkleinen door te kiezen voor de juiste voedingsstoffen die gezonde lichaamscellen beschermen tegen kwaadaardige cellen waardoor deze zich niet meer zo makkelijk kunnen delen, zo lees ik in de nieuwste onderzoeken. Het is interessant om te weten dat kanker in Aziatische landen veel minder voorkomt dan in de Westerse wereld doordat ze daar regelmatig kool, sojabonen en kurkuma eten in plaats van zetmeel, suiker en op dierlijke vetten gebaseerd voedsel waar geen voedingsstoffen meer in zitten. Kortom mijn ziekte is een goede reden om serieus met voedsel aan de slag te zijn: un retour à la nature. 

Ten tweede denk ik dat ik die eerste huurwoning niet kreeg omdat het huis dat ik vanaf 1 oktober ga huren beter bij mij en mijn dieren past. Dat leuke kleine witte huisje aan het eind van een weggetje noemde ik tegen vrienden gekscherend ‘een veredelde stacaravan’ want het was ook niet veel meer dan dat. Ik zou er echter blij mee geweest zijn, ‘ik maak er wel wat van,’ dacht ik begin juli. Toch is het ongelooflijk fijn dat juist dát niet meer hoeft, dat ik mijn energie kan bewaren voor de toekomst van Pays-Sas in Frankrijk; voor het opzetten van mijn Franse micro-entreprise waarin ik:

1. Franse les geef en tolk- en vertaalwerk doen voor zover ik dat kan, want ik ben eerstegraads lerares Frans en geen beëindigd tolk/ vertaler. 
2. schilder (het zit in mijn bloed) én exposeer.  
3. mijn tweede roman La vie en rose of de keerzijde van het bestaan afmaak en publiceer naast wat er nog meer uit mijn pen vloeit.

Voorlopig gok ik op een herstart van Pays-Sas in het voorjaar van 2017. Ik ben bijna halverwege het menu dat me begin mei voorgeschreven is. Er wachten me nog één chemokuur, een operatie, 30 bestralingen en een intensieve hormoonbehandeling. 



Dit weerhoudt me totaal niet om de vlag uit te hangen, de Franse welteverstaan. Want over drie weken wonen de honden, de poezen en ik voor onbepaalde tijd in dit heerlijke huis! En ik realiseer me dat de dingen die gebeuren - hoe vervelend en pijnlijk ze soms ook zijn - goed zijn omdat ze gebeuren. Het is aan ons om ze te volgen en onderweg te leren wat er te leren valt of dat zo goed mogelijk te proberen. Ik ben er van overtuigd dat vertrouwen hebben in het leven de grootste kunst is. Meer niet. Echt niet.

“Ne demande pas ce qui arrive arrive comme tu le désires, mais désire que les choses arrivent comme elles arrivent, et tu seras heureux.”


Epictète (Griekse filosoof)


dinsdag 23 augustus 2016

In de Franse taxi

Niets heerlijkers dan je 's zomers met een luxe auto laten vervoeren over de vele groene bochtige wegen die Frankrijk rijk is, airco aan en genieten van de mooie uitzichten en smalle straatjes in de pittoreske dorpjes, het schiet niet op maar wat maakt het uit, het is immers vakantie? Ik kan zeggen dat zo'n autorit na een chemokuur ietwat andere sensaties teweegbrengt dan bij de doorsnee Nederlandse toerist, en dan druk ik me nog netjes uit. Toch behoren deze tochtjes gek genoeg tot de leuke kanten van de behandeling van mijn borstkanker.






Want als je op het Franse platteland woont en aangetast bent door een A.L.D. (une Affection de Longue Durée) dan heb je recht op ziekenvervoer. De chauffeurs zijn vaak ook ambulanciers die weten wat ze moeten doen als de vervoerde patiënt onwel wordt, flauwvalt (zoals ondergetekende direct na haar eerste chemokuur), overgeeft of anderszins onderweg medische zorg nodig heeft. Het taxibedrijf dat mij sinds begin mei vervoert heeft tien chauffeurs in dienst en is van twee broers van mijn leeftijd; Manu en David. Zo maakte ik afgelopen maandag kennis met de tiende chauffeur voor de rit van Anost naar het Hôpital privé Sainte Marie in Chalon-sur-Saône voor mijn 'ponction biopsie thyroidienne en radiologie' oftewel 'echogeleide schildklierpunctie.' De andere negen had ik reeds ontmoet, sommige zelfs al meerdere keren. In hun werkomschrijving staat dat de patiënt in een zo ontspannen mogelijke staat op de bestemming afgeleverd dient te worden... En dat gebeurt!

Er zijn maar weinig onderwerpen die niet de revue passeren tijdens deze bijzondere ritten die in mijn geval anderhalf uur heen en anderhalf uur terug duren. Tijd genoeg om uitgebreid Frans te praten. Ik weet dan ook inmiddels alles van nachtvissen (wees gerust medeleden van de Partij voor de Dieren: niet alle Franse vissers zijn barbaars, want als ik uitleg dat vissen net als andere dieren gevoel hebben, dan krijg ik te horen dat ze eerlijk gezegd liever niets vangen, het gaat vooral om de rust en het overnachten in een bos aan zo'n stil meertje waar ik me alles bij voor kan stellen, wie weet ga ik nog weleens mee), rugby, een favoriete sport van de Fransen, het leven als vrijwilliger bij de lokale brandweer, het leukste café in Autun (altijd handig voor als ik weer lekker aan de alcohol mag), Rammstein (gelukkig had ik deze groep in 1996 live op Torhout Werchter gezien en kon ik erover meepraten), Europa, de Franse politiek en het terrorisme, de veranderende Franse maatschappij, een bescheiden lijst van ongelukken, verkeersboetes en incidenten tussen de gendarmerie en één van de jongste chauffeurs (waarna ik iets minder rustig naast hem zat), de papierwinkel bij banken, verzekeringen enz. (dit naar aanleiding van mijn ervaringen als buitenlandse waarbij herhaaldelijk door de taxi klinkt, dan wel door mij dan wel door de chauffeur: 'Oh les papiers!' met het bijbehorende handgebaar dat pure wanhoop uitdrukt), de actualiteiten zoals de Brexit, de aanslagen in Nice, maar ook de manier waarop de meeste Fransen met hun hond omgaan (werk aan de winkel voor als ik beter ben?), het nieuwste van het nieuwste op woningdecoratiegebied (ik ben nu gelukkig overtuigd dat die ene muur in mijn nieuwe huurwoning met het fotobehang van een Alpenlandschap met besneeuwde bergtoppen écht helemaal in is, hij is ook geweldig en hoe toepasselijk voor wie mijn roman Stille taal gelezen heeft!), alle mogelijke aspecten die bij kanker komen kijken en hoe menigeen daar verschillend mee omgaat (hoe vaak ik al niet 'il faut garder le moral, toujours, sinon vous êtes perdue Madame Kruize' heb gehoord en ja ja, ik houd de moed er heus wel in, *zucht*), hoe sommige bekenden van de patiënt niet bekend zijn met een ziekte als kanker en dus ook niet weten hoe ze moeten reageren en anderen die er maar al te bekend mee zijn, er zich juist weer teveel tegenaan bemoeien, wat je daar zelf het beste aan kunt doen en tot slot hét favoriete onderwerp van allen: de bureaucratie en dan met name het hoge aantal ambtenaren (zeven miljoen Franse ambtenaren wat gemiddeld ook het hoogste aantal van de Europese landen schijnt te zijn, maar ik heb het niet gecheckt), mensen die dus nooit werken, alleen maar vakantie hebben en altijd overal op tegen zijn waardoor de nodige veranderingen voor minder bureaucratie en om zaken efficiënter te laten plaatsvinden er nooit doorkomen.




Kortom, leuke interessante gesprekken en dat allemaal dankzij mijn verrekte borstkanker waar ik begin mei, een week na mijn verhuizing vanuit Lochem, natuurlijk helemaal niet op zat te wachten maar zoals zo vaak in het leven lopen de dingen anders dan je denkt. Ach, het houdt de vaart erin... Want voor we het weten is het 2017 en is mijn behandeling op een hormoonkuur na, ten einde. Ik weet nu al dat ik het aangename gezelschap van de chauffeurs ga missen, zeker na mijn operatie half oktober waarbij ze de tumoren verwijderen, en na half november wanneer ik dertig bestralingen krijg, gedurende zes weken, vijf dagen in de week wat neerkomt op drie uur per werkdag in de taxi. Het duurt nog lang maar ALS het zover is en ik EINDELIJK mijn pendaison de crémaillère aan kan kondigen, dan weet ik één ding zeker: ik nodig ze allemaal uit, die leuke werknemers van taxibedrijf Brague uit Autun in de Morvan!   


woensdag 3 augustus 2016

De contente mens


De zomer is in Frankrijk in volle gang. Vanachter mijn keukentafel zie ik stuifmeel door de warme lucht zweven, stilletjes verdwijnt het om de hoek van mijn appartement. Ik wil ook mijn woorden laten dwarrelen en hopen dat de zaadjes bij anderen stranden… Kortom tijd voor een nieuw blog!

Er staat een mooi bronzen beeldje in de vensterbank van mijn noodopvang. Ik zag er in eerste instantie een gekweld mens in: het mannetje stond met de rug tegen de muur, zijn handen leken vastgebonden, het gezicht met de milde glimlach was van mij afgekeerd en naar buiten gericht.
  


‘Verlangen’ noemde ik het waarbij ik dromerige ogen die in de verte staarden er voor het gemak zelf bij bedacht. 'Verlangen' herinnert me aan het citaat van Goethe: Nur wer die Sehnsucht kennt, weiss was Ich leide. Het leidt het tweede deel van mijn roman Stille taal in maar wat heb ik lang getwijfeld over die plek in het boek! Moest het niet voorin staan op de plaats van het gedicht van Rutger Kopland die ik vlak voor zijn dood nog ontmoet had en wiens kwetsbaarheid me zó had geraakt?
Koplands gedichten hebben een belangrijker rol in mijn eigen leven gespeeld dan de briefroman van Goethe, hoewel ik Die leiden des jungen Werthers gelezen heb tijdens mijn studie en onder de indruk was van de zelfmoordgolf die volgde op de publicatie in 1774. Dat laatste maakte dat ik het uiteindelijk toch passender vond in het tweede deel waarin, zo staat ook vermeld op de achterflap (waar ik overigens door meerdere mensen kritiek op heb gekregen!), Eva ook zelfmoord pleegt. Nee, het gedicht van Kopland sloeg meer op het leven van Anna, het zusje van Eva en dus Deel 1. Gelukkig helpt publiceren - naast dat het plezier geeft meningen van anderen te horen - om dit soort knopen door te hakken en dingen niet meer te kunnen veranderen.

‘De contente mens’ kijkt voor altijd vergenoegzaam uit het raam. Nu ik de titel weet en het beter bekeken heb, straalt het rust uit. ‘Hoe doe je dat?’ vroeg ik hem nadat ik een foto gemaakt had. Het mannetje zweeg in alle talen. Het leven gaat niet om antwoorden krijgen, maar om de vragen die we stellen.

donderdag 21 juli 2016

Met open raam



"Ik volgde het smalle pad langs de gewelfde rand van de heuvel waar de stormen ruwer hadden toegeslagen en de gebogen planten blijk gaven van hun wanhopige worsteling om ondanks de sterke wind te groeien op een plek waar weinig steun was voor de wortels behalve in de scheuren van de sneeuwgrijze rots."

Uit: De gezant van Spiegelstad, Janet Frame





Het geruis van het gordijn in het open raam van mijn noodopvang maakte me vanmorgen wakker. Het beloofde onweer was uitgebleven, de wind bracht gelukkig verkoeling na een paar hete dagen. Dagen waarop ik ogenschijnlijk weinig gedaan heb; de derde chemokuur van mijn behandeling tegen borstkanker leek in mijn benen gezakt, ik voelde me dronken en misselijk als ik me bewoog.



Nu is het niet zo dat als ik schrijf dat ik weinig doe, dat ik dan ook weinig doe: ik slaap lang, nachten van twaalf uur zijn normaal geworden, schrijf elke dag iets aan La vie en rose, lees, spreek af en ben zelfs weer met veel plezier begonnen met lesgeven via Skype. Ook heb ik meerdere blogs geschreven langs het idyllische vijvertje naast mijn appartement bij Anost. (Misschien publiceer ik de blogs nog eens, ik zie wel. Een nieuw huurhuis zoeken hield me een tijd bezig nadat de eigenaren van het kleine witte huisje dat ik zou huren besloten dat toch liever per week te blijven doen... Of mijn zoektocht vruchten heeft afgeworpen, laat ik weten als alles rond is maar het ziet er veelbelovend uit..!)


Bij appartement denk je algauw aan een stad met huizen van meerdere verdiepingen. Dat is hier op het Franse platteland natuurlijk niet zo. Mijn appartement/ noodopvang is een knappe verbouwde stal dat aan een majestueus Frans landhuis vastzit. In de keuken moet je bukken omdat de balken laag hangen, maar verder is het een prima plekje voor een verblijf van een paar maanden. De tuin is fantastisch; je loopt zó de vrije natuur in, maar dat hoeft niet eens. De honden, poezen en ik kunnen ons uitstekend vermaken in de uitgestrekte tuin met de vele hoekjes om je te verstoppen en frambozen en zwarte bessen om te plukken.

Uitzicht vanuit het raam van mijn appartement


Het boek van Janet Frame bracht een schok van herkenning in me teweeg. Zij realiseert zich in dit derde deel van haar Engel aan mijn tafel-trilogie hoezeer ze alleen zijn nodig heeft en het schrijven vanuit haar eigen wereld om te kunnen leven. Haar psychiater adviseert haar om zich te blijven verzetten tegen de levenslange druk van anderen om ‘mee te doen.’ Wie Stille taal gelezen heeft weet dat dit een hoofdthema in mijn roman is. In La vie en rose komt het ook terug, anders, maar het is aanwezig. Het ‘echte leven’ berooft Janet Frame teveel van haar ‘eigen wereld’ en van de mogelijkheid heen en weer te reizen als gezant uit Spiegelstad.

Stille taal heeft meer elementen in zich die iets zeggen over mijn eigen leven en hoe ik daar in sta. Grappig om te merken dat er lezers zijn die hun nieuwsgierigheid niet bedwingen en me een mail schrijven om erachter te komen wat er wel of niet waar is! Uiteraard ga ik daar niet op in, dat is het geheim van de schrijver die fictie schrijft maar ik vind het geweldig. 
 
Een ding is zeker wat betreft Stille taal: wat er ook gebeurt, je kunt het altijd en overal vinden. Het is het wonder van de vlinder op je wandelpad, de munt in de berm waar je thee van zet of koud drinkt met water en citroen. Stille taal is dat wat er is, een gevoel, een wetenschap, geef het maar een eigen naam, als er verder niets is. Als het stil is en de tijd haar werk doet. Althans dat heb ik geprobeerd over te brengen en afgaand op de vele reacties is dat gelukt. Daarvoor moet ik net als Janet Frame (en vele andere auteurs) echter wel alleen zijn en schrijvend de wereld naar mijn hand zetten. Liefst met open raam, de wind moet me wakker houden en het is té leuk om af en toe zelf wat naar buiten te laten waaien, zoals een blog.
Fijne zomervakantie!
 (En dank aan degenen die Stille taal lezen: het werkt!!)



dinsdag 28 juni 2016

De bij


In de gîte van Maja en Jo in La Chaume, een gehuchtje op drie kilometer afstand van Cussy-en-Morvan, vliegt een dikke bij naar binnen. Wanhopig slaat hij met zijn vleugels tegen een van de hoge dakramen waar vele vliegen, wespen en bijen vóór hem ook geen uitgang maar de dood vonden. Bijen denken niet genoeg na. Het gezoem en geklapwiek van zijn voorgangers maakte me de afgelopen dagen niet onrustig. Zielig vond ik het wel, al die insecten die onder mijn ogen uitgeput naar beneden vielen. Ik zou de deur dicht kunnen doen maar het is zomer en dan ben je blij dat de deur open kan. Zéker na een extreem regenachtig voorjaar.


  Op deze vroege vrijdagmorgen verdraag ik het geluid met moeite of deze bij produceert meer lawaai dan zijn voorgangers en daarom valt het me meer op. Ik weet het niet. Het maakt me bang. Vandaag ben ik die bij, nu nog niet maar straks, gekluisterd aan de gekleurde zakjes van mijn tweede chemokuur in die grote glazen kooi van mijn kamer, op de ‘Hospitalisation de jour’ de derde etage van het William Morey ziekenhuis in Chalon-sur-Saône. Je zult mij daar niet tegen de ramen zien slaan, wegrennen of horen gillen. Ik wéét ook dat mensen in ziekenhuizen over het algemeen eerder het leven vinden dan de dood. Maar ik zou het wel heel graag willen. Vluchten. Rennen. Schreeuwen. Me uit het keurslijf van deze behandeling wurmen, verder leven zonder borstkanker, zonder dat er iets moet en mét haar. Ik zou willen dat de dingen weer zijn zoals ze waren. Meer niet.

  De bij is - terwijl ik dit typ – nog steeds in hevig verzet tegen de – in zijn ogen – opsluiting. Het kost hem al zijn energie. Als hij na zou denken, zich berusten in zijn lot, dan zou hij lager vliegen, het open raam vinden en rustig naar buiten zweven, terug de wijde wereld in, waar de bloemen en andere bijtjes op hem wachten.




In mij staat er naast de angst altijd een raampje open, ook al is het soms op een kier. Verbeelding is een uitgang. Ondanks dat ik na de tweede kuur opnieuw geveld ben door intense vermoeidheid, mijn geest beneveld is geraakt en mijn aderen gevoelsmatig uitpuilen van het toegediende gif, ergens is er altijd een gaatje waar ik door naar buiten kijk. Dat doorkijkje heb ik vooral gevonden door een roman te leren schrijven. Ik kon het al, schrijven, maar niet in een structuur, met personages die zich ontwikkelen, met een begin en een einde en vele keuzes om te maken. Ik wist niet dat je als romanschrijver vooral moet kunnen lezen. Keer op keer je eigen werk doorlezen, veranderen, bijstellen, zinnen anders opschrijven en het allerbelangrijkste: je verplaatsen in de lezer in plaats van alleen maar in je eigen (vaak simplistische) gedachtegangen ronddwalen. Geen werk heb ik vaker gelezen dan mijn eigen roman en ik lees snel en veel. Een boeiend proces is voorbij.

  Want vandaag, 28 juni 2016, heb ik mijn debuut Stille taal gepubliceerd op het platform van Brave New Books. Over een aantal dagen kan het besteld worden, de mensen van BNB lezen natuurlijk eerst zelf de nieuw gepubliceerde boeken. Ik hoop dat andere mensen het vanaf 1 juli 2016 kunnen bestellen, dat is een mooie datum, vlak voor de zomervakantie. Op de omslag staat een ISBN nummer, het ontwerp is ongeveer wat ik bedacht had en de inhoud klopt naar mijn idee. Ruim twee jaar werk ligt voor me...

  Het eerste exemplaar heb ik weggegeven aan een speciaal iemand: mijn oudste zus Marike heeft het fictieve verhaal over twee zussen verbonden door Stille taal gekregen. Zij had nog geen proefversie gelezen en is erg nieuwsgierig. Dat is leuk. De publicatie van Stille taal maakt dat in mij de ramen, deuren én luiken wagenwijd openstaan naar de buitenwereld en ik wens dat mijn debuut toekomstige lezers net zo zal verrijken als het schrijven mij gedaan heeft. Nu kan ik er niets meer aan doen behalve zwaaien en zeggen: Dag Stille taal, daar ga je...

woensdag 15 juni 2016

Chez Sas


De tuin van de pastorie staat vol wilde bloemen. Vooral klaprozen, kletsnat van de regen die vannacht weer gevallen is en de tere blaadjes aan elkaar plakt. De zwarte harten kijken me radeloos aan. Vliegen en wespen roven het zaad. Ik voel me bijna schuldig maar ik kan er ook niks aan doen, het leven kent niet altijd genade. Zelfs niet in en om de Franse Pastorie in Cussy-en-Morvan… Of toch? De mussen bekvechten luidruchtig in de mooie meiboom voor het balkon. De mist trekt op om wat zon door te laten, waterig brengt ze een belofte voor me mee en ik luister.



De Franse Pastorie van Gonny Kruisdijk is een prachtig huis doordrongen van pastorale sfeer op een fijne plek midden in het dorp en het dorpsleven. De beelden van mijn leven in Frankrijk zagen er echter anders uit, die speelden zich niet af midden in een dorp, maar aan de rand van een dorpje op het eind van een doodlopend weggetje. Daar waar de stilte je overweldigt zodra je je deur opendoet, zonder dat er auto’s rijden of mensen je kunnen zien. Toch ben ik hier terechtgekomen en tot op de dag van vandaag ben ik daar dankbaar voor. 

  Afgelopen winter in Nederland dacht ik vaak aan Frankrijk. Terwijl de nieuwbouw achter de Heggerank uit de grond werd gestampt groeide mijn verlangen naar rust. Ik kreeg vaak een klein wit huisje voor ogen, een tuintje eromheen, ver uitzicht op de heuvels en de lucht. Het lag aan het eind van een weggetje dat verdwijnt in de natuur.



Iedereen weet inmiddels dat mijn Franse start er anders uitziet dan verwacht. C’est la vie. Ik wil niet afwachten tot mijn borstkanker volledig behandeld is om te gaan doen waar ik voor gekomen ben: schrijven en Franse les geven aan de Nederlanders en Engelsen die in de Morvan leven. Mijn roman Stille taal is onderweg naar de wereld, ik hoop een dezer dagen het startschot te geven zodat iedereen die het wil lezen, het zelf kan bestellen. Ondertussen werk ik weer elke dag aan La vie en rose of de keerzijde van het bestaan.


  Het is altijd leuk om te denken dat dingen zo moeten zijn als ze zijn. Ik riep zelf regelmatig: ‘Ja natuurlijk gebeurt dit of dat. Dat moet zo zijn!’ Maar nu weet ik het niet meer. Mijn borstkanker kent geen reden anders dan dat ik meer op mijn lichaam en mijn gezondheid kan letten dan ik vroeger deed. Wellicht is dat de winst. Maar de behandeling maakt me moe, mijn conditie gaat rap achteruit en ik word week door de afbreuk van mijn gezonde cellen. Nog een week voor mijn haar uitvalt, ik heb vijf chemokuren voor de boeg. Is daar een goede reden voor?

  Tijdens mijn korte periode in de pastorie heb ik veel fijne, lieve mensen ontmoet. Ze verrijken mijn leven en… hebben me op het spoor gezet dat leidt naar dat kleine, witte huisje waar ik van droomde. Ik ga er binnenkort wonen, aan de rand van Cussy-en-Morvan, dichtbij die lieve mensen die ik ontmoet heb, aan het eind van een weggetje dat verdwijnt in de natuur. Omdat ik het gedroomd heb en het ergens al wist. Daarom.

woensdag 8 juni 2016

De vijver


Een visser zit langs de kant van de grote vijver achter het ziekenhuis naar zijn hengel te staren. Een rustpunt in het groen. Na alle regen van de afgelopen weken is de aarde verzadigd en de lente verdronken voor het zomer werd. 
  De jonge man staat op en loopt naar de andere kant van het grijsgroene water. Vanaf daar gooit hij zijn vislijn ver het water in, alsof het midden van de plas vanaf deze kant beter te bereiken is. Het is zinloos wat hij doet, de afstand is gelijk als vanaf de andere kant en alleen de waterkringen dijen uit vanaf de dobber.  

  Ik hoop dat de vloeistoffen die uit de zakjes in mijn aderen druppelen wél zin hebben. Het is de dag van mijn eerste chemokuur en er zullen er vijf volgen, om de drie weken een. De verpleegsters hebben me goed geïnformeerd over de bijwerkingen. Die zijn niet misselijk. De oncoloog is een jonge knappe vrouw die elke keer dat ik haar spreek een andere student in haar kielzog heeft lopen. Ze is zakelijk en oogt alsof ze alles onder controle heeft. Dat kan ik alleen maar hopen…

  De visser draait een shagje, de hengel bungelt nonchalant onder zijn arm. Er lopen honden los rondom de vijver. Hij negeert ze als ze hem willen besnuffelen. Ineens mis ik mijn honden, dat gebeurt altijd als ik andere honden zie. Ik was naar Frankrijk gekomen om te genieten van iets nieuws, van de lente, van de Franse zon en de prachtige natuur in de Morvan. In plaats daarvan ben ik in een medisch circus terechtgekomen waarvan de uitslag onbekend is en het einde nog lang niet in zicht, als dat er al is.

  De impact van de borstkanker op mijn leven zal met de tijd duidelijker worden. Het gevoel volgt langzamer dan de feiten, dat is normaal. Vlak voor ik vanmorgen met de taxi naar Chalon-sur-Saône vertrok, vond ik mijn poes Zidane dood in het atelier. Ze was in haar slaap overleden en misschien ziek zonder dat ik het wist. Ik had nooit iets bijzonders aan haar gemerkt en nu is ze er niet meer.






Zidane 8 mei 2006 – 3 juni 2016



De zusters komen die middag zeker zes zakken vloeistof vervangen. In allerlei kleuren, van knalrood tot hemelsblauw. Ik grap dat ik nog zal ontploffen met zoveel vocht in korte tijd in mijn lijf maar ze verzekeren me dat ik het gewoon uit zal plassen. Het spul doet me nog weinig, het ingebouwde kastje op mijn borst is waar het infuus aan vastzit en ook dat voel ik gelukkig niet. Later op weg naar huis als de taxi anderhalf uur lang scherpe bochten maakt, zal de grote misselijkheid beginnen, het zwart voor mijn ogen komen en ik zal flauwvallen om in de dagen daarna niets waard te zijn en alleen maar te slapen.

  Ze zeggen in het ziekenhuis dat je tijdens de zware en lange chemobehandeling zoveel mogelijk door moet gaan met je leven. Dat klinkt goed maar ik had hier in Frankrijk nog geen leven opgebouwd. De hondjes, de poezen en ik, we waren Cussy-en-Morvan en de omgeving aan het ontdekken en hadden pas onze intrek genomen in de Franse Pastorie. Ik zou Franse les gaan geven, verder werken aan La vie en rose of de keerzijde van het bestaan en genieten van ‘mijn Franse lente’ maar nu ben ik ziek.

  Langs de waterkant staat nog steeds de visser. Ik denk niet dat hij vandaag iets zal vangen. De vissen houden zich gedeisd. Zijn dobber beweegt nauwelijks, toch heeft de beweging zijn werk gedaan. De waterkringen zijn op het oppervlak en vooral daaronder van groot naar klein uitgedijd. Zonder te klagen.


woensdag 1 juni 2016

Aardbeien

De aardbeien komen koud uit de koelkast, de kroontjes zitten er nog aan. Ik zou ze thuis eerst op kamertemperatuur brengen of indien mogelijk een half uurtje in de zon leggen, zodat de zoete smaak goed tot zijn recht komt. Helaas ben ik niet thuis. Ik lig op de tweede verdieping van het Centre Hospitalier William Morey in Chalon-sur-Saône, Bourgondië, Frankrijk. De afdeling heet Gynaecologie Obstétrique en ik hoef niet te bevallen maar word hopelijk uiteindelijk verlost van de twee tumoren in mijn rechterborst. William Morey was een arts in de negentiende eeuw die ondanks dat hij een besmettelijke ziekte opliep, door bleef gaan met het helpen van zijn patiënten.

Mijn kamer bevindt zich aan de achterkant van dit grote moderne ziekenhuis. Ik kijk uit over flatgebouwen, het treinstation, een technische hogeschool en een grote parkeerplaats waar ambulances en ziekenbezoek af en aan rijden. Op het dak landt een aantal keren per dag met hels kabaal de traumahelikopter die me letterlijk doet schudden in mijn kleine Franse bed waar ik zonder verlengstuk niet in pas. Als het pauze is op de hogeschool staat er om het hoekje van het schoolplein een jongen met een meisje te zoenen, ik vermoed in de veronderstelling dat niemand ze ziet. Ik geniet ervan, net als van die ene merel die niet opgeeft en boven alle stadsgeluiden uit hard blijft zingen. Poëzie is overal.

De dag van mijn eerste operatie zijn er nog steeds stakingen tegen de nieuwe Franse Arbowet. Normaal gesproken doet ziekenhuispersoneel niet mee, begreep ik. Toch heb ik twee uur in dunne operatiekleding op een koude gang moeten wachten tot er voldoende personeel was in de operatiekamer om de operatie uit te voeren. Een deel van de anesthesisten staakte. De volgende dag in de taxi op weg naar een ander ziekenhuis voor een scintigrafie vertelde de taxichauffeur dat hij zelfs patiënten die ook geopereerd zouden worden, onverrichter zake terug naar huis heeft gebracht. Ik had geluk 'urgent' te zijn.



William Morey


De operatie verliep medisch gezien prima. Ik paste bij het ontwaken niet in het bed, had het stervenskoud en een vreselijke dorst maar het implantaat voor de chemotherapie was goed geplaatst (boven mijn linkerborst) en onder mijn rechteroksel is mijn Poortwachtersklier verwijderd voor nader onderzoek. Emotioneel wist ik echter niet wat me overkwam... Nooit eerder was ik in zo'n afhankelijke situatie geweest, met slangetjes die uit mijn lichaam kwamen en pijn bij elke beweging. De paniek sloeg vooral 's nachts toe en alarmeerde iedereen, van arts tot psycholoog, van verpleging tot mijzelf en de mensen om mij heen.

Ondanks dat ik door mijn gevoelige tanden niet van koude dingen houd, ontdeed ik die avond geduldig alle aardbeien van hun kroontje en at ze met smaak op. Verpleegster Corine verraste me ermee voor ze naar huis ging: 'Quoi qu'il arrive Madame Kruize, il ne faut jamais baisser les bras!' Ik kon niet anders dan huilen maar door mijn tranen heen heb ik haar beloofd mijn schouders niet te zullen laten hangen, wat er ook gebeurt. Nu ik weer thuis in de Franse Pastorie ben weet ik niet of me dat een volgende keer lukt, de schrik zit er goed in. Wat ik echter wél weet is dat er in het leven altijd mensen zijn die op het juiste moment troost bieden en het William Moreyziekenhuis zijn inspirerende naam recht doen. Dat is op zijn minst het vertrouwen waard.