vrijdag 21 oktober 2016

Lankmoedig




Jai décidé d’être heureux parce que
cest bon pour la santé.

Voltaire



In de gloed van de houtkachel ligt Romeo achter me op het blauwe bankje. Het bankje dat tijdens de verhuizing niet door de deuropening van mijn atelier paste waar ik het vooraf bedacht had, waardoor ik het terug wilde brengen naar degenen van wie ik het gekregen had. Maar Romeo ligt er zo lief in als ik aan de keukentafel zit te schrijven. En je kunt niet alles voorzien... Sterker nog, je voorziet als mens in dit leven vrijwel niets, dat lijkt maar zo!


Het is de illusie die ons laat denken dat we in de hand hebben wat er met ons gebeurt. Het is immers voor je eigen bestwil dat ze in het ziekenhuis vijf keer moeten prikken om je diepliggende aderen te vinden om wat bloed af te nemen. Je moet niks zegt Raymond, mijn huisarts, je mag naar het ziekenhuis om geopereerd te wordenHet deed er niets toe wat ik dacht in dat smalle bed in kamer B254 met uitzicht op de parkeerplaats of wat ik vond van de nachtverpleegster die nukkig mijn bloeddruk kwam meten of hoe ik de opname deze tweede keer in vergelijking met de eerste beleefde Want kankervrij mag ik nu heten! Nooit beseft dat dit een bevrijd gevoel geeft terwijl ik alleen maar terug ben bij waar ieder gezond mens zich bevindt... Of niet? De twee kankertumoren zijn uit mijn borst verwijderd en er is nogmaals een okseltoilet gedaan waardoor ik in mijn rechterarm weinig tot geen lymfeklieren (en helaas gevoel) meer heb. Hoera!


Hoera? Omgaan met een ziekte is wezenlijk niets anders dan verplicht de grenzen van wat je kunt verdragen oprekken. Verleggen klinkt te vriendelijk. Want ze trekken aan je als aan een elastiek. Je hebt je maar uit te rekken en mee te veren en te hopen dat de veerkracht in het elastiek blijft en ze je aan de andere kant niet loslaten zodat je achterover valt of het ding in je gezicht knalt. Pijn moet je verdragen. Jij wilt toch beter worden? Degene zijn die je was voordat je kanker had? Maar het is een bittere pil dat niemand je vertelt dat je nooit meer zult zijn wie je was vóór je ziek werd. Dat kan namelijk niet meer: ziek zijn doet iets fundamenteels met je. Iets wat maakt dat je voorgoed verandert, veel meer dan je zou doen als je niet ziek was geworden. En hier kun je als denkend mens weer van alles van vinden. Gedachten aan verspillen. Tegen strijden. Gevoelens van boosheid en onrecht over op laten lopen enz. Maar dat is té vermoeiend. Ik doe het dus niet meer en dat komt zo: 

De dag van de operatie lag ik urenlang en nuchter te wachten met een pijnlijk ijzerdraadje in mijn borst - dat de chirurg s ochtends had aangebracht om tijdens de operatie de tumoren te lokaliseren - tot ik geholpen zou worden en terwijl ik daar lag, veranderde er iets in mij. Ik had geen keus te gaan wandelen met Romeo&Régis of te eten met vrienden of wat dan ook maar het gaf niet meer. Ik transformeerde op de een of andere manier van iemand die eigenlijk ontzettend verwend was omdat ik tot dan toe weinig écht nare fysieke dingen had meegemaakt naar iemand die in korte tijd allerlei nare, pijnlijke en vervelende dingen had moeten ondergaan. Misschien omdat ik door het uitstellen van mijn operatie bijna 24 uur niet gegeten had. Misschien omdat de chemo mijn hersenen aangetast heeft. Misschien omdat het herfst was en alles van kleur verschiet. Misschien om wat voor reden dan ook. Maar ik rolde op dat bed door die ziekenhuisgang als een slang die haar oude huid verloor - vergeef me de weinig originele metafoor - en prikte iedere illusie door over het uitoefenen van enige vorm van invloed op of macht over mijn lot en mijn leven.

Vlak voordat ik eindelijk de koude operatiekamer in gereden werd, glimlachte ik dankbaar. Wat zou het leven voortaan makkelijk worden! Wat er ooit in mijn leven nog met me zou gebeuren, ik zou berusten, terugdenken aan deze tijd, op mijn tanden bijten en het doorstaan. Door deze meest bizarre maanden uit mijn leven; afscheid van oude vrienden, Lochem en Nederland, vier verhuizingen van noodopvang naar noodopvang, mijn eerste operatie, chemotherapie, emigreren en een hoop gedoe met banken, verzekeringen en de bijna grotesk bureaucratische manier van leven van de Fransen (ik houd enorm van ze, hoe moet ik de grote inefficiëntie van het dagelijks leven hier anders noemen?) was ik in dat smalle bed op die lange onpersoonlijke gang waar wij patiënten in een rijtje als coupés in een treintje lagen te wachten op wat komen zou, plotseling een lankmoedig mens geworden. Lankmoedig met de geur van verbrande lavendel, de zachtheid van de vacht van mijn honden met hier en daar grijze stugge haren en de bitterzoete smaak van verse pizza met ambachtelijke schimmelkaas en Morvanse honing.